Het skelet en botstructuur
Het skelet van een Oehoe (en vogels in het algemeen) is gemaakt om te lopen en te vliegen.
Het is daarom licht, maar wel stevig gebouwd.
Veel botten zijn daarom hol van binnen maar met een botachtige versteviging van binnen.
Er zijn ook verschillende botten met elkaar vergroeid (o.a. in de vleugels). Dit maakt het sterker en hierdoor is het makkelijker om het eigen gewicht te dragen. Het gewicht van het skelet maakt ongeveer 8% van het totale gewicht uit. De vleugelbotten zijn lang en het deel van de vleugel wat daar bij hoort is ook breed. Ook dit draagt bij dat de vleugel niet heel erg wordt belast, zodat vliegen makkelijk gaat. Zelfs als ze een prooi bij zich dragen. De spieren van de vleugel zitten vast aan het platte borstbeen dat n kamvormig uitgroeisel bevat. Dit zorgt voor een goede aanhechting van deze krachtige spieren. Tevens beschermt het borstbeen met de ribben de inwendige organen zoals het hart en de longen.
Oehoes (en alle uilen) hebben 14 nekwervels die het mede mogelijk maken dat ze de kop 270 graden kunnen draaien.
De botten in de poten zijn ook vergroeid. Zo hebben vogels een bot dat de tarsus wordt genoemd en eigenlijk een vergroeiing is van de voetwortel- en middenvoetsbeentjes. Verder zijn ze kort en stevig, wat waarschijnlijk mee helpt bij het doden van een prooi.
Klik op deze link voor een overzicht van een Oehoeskelet