De Oehoe
wetenschappelijke naam : Bubo bubo
Eagle Owl (Engels)
Uhu (Duits)
Hibou grand-duc (Frans)
Buho real (Spaans)
Gufo reale (Italiaans)
Kenmerken:
Voor een foto met korte uitleg over de Oehoe klik hier
De Oehoe is de grootste uil ter wereld.
mannetje gemiddeld 61 cm, vrouwtje gemiddeld 68 cm
gewicht: 1600-2100 gr, gewicht: 2200-3200 gr
spanwijdte: 157 cm, spanwijdte: 168 cm
Het verenkleed is op de bovenzijde roestbruin met donkere vlekken en donkere bandering, op de onderzijde lichtere roestkleuring met donkerbruine lengtestrepen en fijne donkere dwarsbandering.
Op de kop heeft de Oehoe oorpluimen die ongeveer 8 cm lang zijn. Die normaliter recht opzij en naar achteren staan. Ze fungeren ook als stemmingsgraatmeter, ze worden bij opwinding of verstoring recht opgezet.
Tijdens het roepen wordt de keel opgeblazen en is er een witte vlek zichtbaar, in de schemering fungeert deze als optisch signaal. Kenmerkend voor het vliegbeeld van de Oehoe is de dikke kop en de vrij lange en brede vleugels.
Gedrag
Overdag roesten Oehoes in de beschutting van rotsnissen, boomkruinen of struikgewas. Ondanks zijn grootte is een onbeweeglijk dommelende Oehoe moeilijk te ontdekken.
Vanwege zijn grootte heeft een volwassen Oehoe weinig te duchten van natuurlijke vijanden, maar toch probeert hij zo min mogelijk op te vallen, ze vertrouwen volledig op de camouflerende tekening van hun verenkleed. Ook broedende vrouwtjes vallen zeker niet op, helemaal als ze zich plat drukken en de ogen tot spleetjes knijpen zijn ze bijna onvindbaar.
Mocht een Oehoe wel in het nauw worden gedreven dan neemt hij een behoorlijke imposante dreighouding aan; al knappend en blazend zet hij al zijn veren op, de oorpluimen legt hij plat op zijn kop en de ogen worden wijd open gesperd. Het lichaam wordt voorover gebogen en beide vleugels worden zijwaarts maximaal uitgespreid. Zo ontstaat er een groot waaiervormig schild die nog imposanter lijkt als het lichaam heen en weer wordt bewogen en ze de veren laten sidderen. Zelfs kleine jonge oehoes zijn op die manier in staat roofdieren af te schrikken.
Geluid
De Oehoe heeft zijn naam te danken aan de territoriale roep van het mannetje. Dat klinkt als een volle en krachtige ‘’oehoe’’. Oehoes roepen vaak vrij zittend op een opvallende uitkijkpost bijvoorbeeld een boomtop, uitstekende tak of rots. Dit doen ze in een licht voorovergebogen houding met de oorpluimen omhoog en ze tonen dan de opgeblazen witte keel als signaal. De ver dragende roep van het mannetje klinkt lager dan die van het vrouwtje. Oehoes roepen soms al vroeg in de schemer waarbij het mannetje en het vrouwtje elkaar beantwoorden. De roepintensiteit verschilt bij de afzonderlijke paren en is ook afhankelijk van de populatiedichtheid.
Klik hier om meer te weten te komen over verschillende Oehoe-geluiden
Voedsel
Uit tal van uitgebreide prooidier analyses uit verschillende gebieden in Europa blijkt dat de voedselkeuze algemeen zeer gevarieerd is, maar eigenlijk overal opportunistisch is. Ofwel de prooidieren die het meest algemeen zijn in het onderzoeksgebied ook een hoge percentage in de voedselkeuze hebben. Zo vormen duiven, ratten, egels, muizen , hazen en konijnen een deel van het menu , maar ook andere uilen en roofvogels staan op het menu. Zelfs vossen zijn hun leven niet veilig met een Oehoe in de buurt.
De jachttechnieken zijn net als het menu van de Oehoe zeer gevarieerd. Hij jaagt vanaf een uitkijkpost op verschillende hoogten op bijv. muizen, egels en ratten. Maar ook ongewervelde dieren worden met de snavel van de grond geplukt zoals bijv. mestkever en vliegend hert. Ondanks zijn grootte is de Oehoe ook in de vlucht een behendige jager, die met een snel reactievermogen vogels uit de lucht kan grijpen. Het merendeel van de vogels wordt waarschijnlijk op hun slaapplaats gevangen, waarbij de Oehoe ook met gemak een Buizerd of Bos- of Ransuil pakt.
Vaak liggen plukresten van vogels als markering op opvallende plaatsen zoals op de foto te zien is. Hiermee laat een Oehoe aan soortgenoten zien dat dit territorium bezet is.
De onverteerbare delen komen er via een braakbal weer uit die zijn gemiddeld 72mm lang en 34mm breed. Door de grootte zijn de braakballen van een Oehoe nauwelijks te verwarren met die van andere soorten.
Voortplanting en gedrag
Oehoes zijn met een jaar geslachtsrijp, maar meestal duurt het wat langer voordat ze zelf aan het broedproces kunnen mee doen. De goede gebieden worden vaak al bezet door oudere vogels en zo hebben ze nog geen kans om een eigen gebied te bezetten. Mocht er één van de oudere vogels wegvallen, dan kunnen ze al wel die plaats in nemen. Oehoes zijn niet monogaam en hebben dus geen levenslange trouw aan een partner. Afhankelijk van de kwaliteit van een territorium en/of partner kan er geregeld een wisseling van partner zijn. Ook bigamie en polygamie is al eens vast gesteld. Het afbakenen van het territorium en de paarvorming begint al tijdens de herftsbalts in oktober. De eigenlijke balts begint doorgaans eind januari/begin februari. Vroege legsels kunnen al in februari gelegd zijn , maar de meeste paren beginnen in maart met broeden. Er zijn gevallen bekend dat een broedend vrouwtje helemaal bedekt was door sneeuw.
Oehoes zijn van ouds her berglandbewoners waar steile rotswanden met holtes en taluds dienen als nestplaats, maar al gauw werden steengroeves ook bezet door oehoepaartjes. Door de groei van de populatie vinden we ze tegenwoordig ook broedend in zand- en kiezelgroeves. Grondnesten in hellingsbossen met weinig ondergroei komen ook voor, maar ook oude roofvogelhorsten kunnen als nest worden gebruikt.
Het mannetje maakt met behulp van zijn snavel en poten een aantal potentiele nestkommen, waar hij het vrouwtje naar toe lokt door middel van een lokroep en voederroep. Soms draagt hij bij het nest lokken ook prooidieren aan. Vanaf enkele weken voor dat het vrouwtje begint met de eileg, wordt ze door het mannetje voorzien van voedsel. Alleen het vrouwtje broedt de eieren uit en verlaat het legsel maar voor een paar korte pauzes (1 a 2) per nacht. Het vrouwtje bebroedt de 2-3 soms 4 eieren vanaf het eerste gelegde ei. De eieren zijn gemiddeld 59.8 x 49.5mm groot en worden ongeveer 34 dagen bebroed. Pas uitgekomen jongen wegen ongeveer 60 gram en hebben een wit donskleed.
Het tussenkleed is bruingeel en met fijne donkere dwars bandering. Met 4-5 weken kunnen ze al goed lopen en springen met behulp van vleugelslagen. Rond deze leeftijd kunnen ze het nest al gaan verlaten afhankelijk van waar het nest zich bevindt. Bij hoge steile rotswanden is dat pas na 10 weken, dan zijn ze volledig vliegvlug. Ze worden dan nog een tijd door de ouders verzorgd , maar zodra ze zelfstandig voedsel kunnen bemachtigen zullen ze hun geboorteplaats verlaten.
In het eerste levensjaar sterft ongeveer 70% van de jongen, in de daar opvolgende levensjaren ongeveer 20%.
bedreigingen en bescherming
Directe vervolging door de mens in de vorm van afschot, vangen of het uithalen van de eieren in vergelijking met vroeger zal nog slechts zelden voorkomen. Maar indirecte bedreigingen door toedoen van de mens komt nog regelmatig voor. Zoals bijv. buitensporters (bergbeklimmers op steile rotswanden, mountainbikers en crossmotoren door zandgroeves). Maar ook verongelukken er veel oehoes door bijv. elektriciteitsleidingen, kabelbanen, prikkeldraad en door auto- en treinverkeer. Ook gif ter bestrijding van muizen en ratten vormt een bedreiging. In Limburg zijn er al een aantal oehoes dood gevonden met een veel te hoog PCB gehalte in het lichaam.
Een aantal beschermingsmaatregelen zouden kunnen zijn:
* Oehoehabitat lokaal beschermen tegen bergsport. Er is bewezen dat het broedsucces met 50% daalt ten opzichte van gebieden zonder bergsport.
* Beschermen van geschikte oehoehabitat.
* Het terugdringen van gif en vlamvertragers.
* Het beveiligen van elektriciteitsmasten en windmolens in gebieden waar oehoes leven.